donderdag 12 juni 2014

Moordwijf autobiografisch?

Zo af en toe stuur ik een hoofdstuk waarvan ik vind dat het wel zo ongeveer klaar is, op naar een paar proeflezers. Ja, ik laat een klein aantal mensen zo af en toe iets lezen. Zij houden mij op het juiste spoor en voorzien me meer dan eens van ideeën, overigens zonder dat ze dat zelf weten.
“Ik vraag me af in hoeverre Moordwijf autobiografisch is,” werd me gevraagd en ik verzekerde haar dat het dat absoluut niet is. God bewaar me.
Maar het is wellicht bijna onmogelijk om niet iets van jezelf in je boek te stoppen. Om je eigen verleden en herinneringen te negeren en er niets mee te doen.
In één van de eerste hoofdstukken grijp ik bijvoorbeeld terug op mijn tijd op de lagere school. Het lokaal dat ik beschrijf in het boek is het lokaal van de zesde klas van de school in het dorp waar ik opgroeide. Mensen die ook die school bezochten zullen het ongetwijfeld herkennen.
Zo komen er meer persoonlijke zaken voorbij. Niet omdat ze het verhaal zijn, maar omdat ze het aankleden.

Als kind zag ik op de televisie eens een in mijn ogen oude vrouw voorbijkomen. Ze was gekleed in een eenvoudige, zwarte jurk en haar donkere, krullende haren omlijsten het bleke gezicht dat met droevige ogen van onder dunne wenkbrauwen verdrietig onze huiskamer binnen keek. Haar stem was verbazend krachtig en vol van emotie toen ze begon te zingen: ‘Non, je ne regrette rien’.
Alhoewel ik er niets van begreep raakte ik er ondanks mijn jonge leeftijd diep door ontroerd.

In mijn hele leven kwam ik nooit veel verder dan een klein beetje ‘Frans van de straat’: woorden als trottoir, maar ook bureau of une bière ; dat ging wel, maar nog steeds pakt de ‘Grand Dame’ me bij de strot wanneer ik dit nummer hoor.
Toen ik dan ook een scene uitschreef waarin ik naast emotie muziek nodig had, hoefde ik niet zo heel erg lang na te denken.

En zo zijn er meer fragmenten waarin iets van mijn eigen leven opgesloten ligt; pijn, verdriet en vreugde. Muziekfragmenten, beelden en geuren. Beschrijvingen van steden waarin ik rondzwierf of reizen die ik maakte.

Maar autobiografisch; nee, daarvoor ben ik nog te jong. 

woensdag 21 mei 2014

Tic tac

In de originele versie van ‘Moordwijf’, die eigenlijk voor het internet bestemd was en die ik later gebruikte als invulling van mijn laatste huiswerkopdracht, brengt het hoofdpersonage iemand door vergiftiging om het leven.
Dit schurkt echter zo dicht tegen de realiteit aan – immers, dames hebben door de eeuwen heen vaker deze methode toegepast – dat Alicia mij de opdracht meegaf om voor het boek een meer origineel plot te verzinnen.

En zo begon ik er aan, niet wetend hoe het nieuwe plot er dan uit moest komen te zien. Ik verkeerde oprecht in de veronderstelling dat het zich wel zou ontvouwen wanneer ik er aan toe zou zijn. Dat het zich vanzelf zou wijzen als ik die kant op zou gaan schrijven; zo noem ik een wending in het verhaal: een kant op schrijven.
Terwijl het verhaal steeds meer vorm kreeg en Linda, mijn hoofdpersoon, deel ging uitmaken van ons gezin, dacht ik natuurlijk weleens na over het plot, maar er diende zich niets concreets of bijzonders aan.
Maak je niet druk, vond ik, het komt vanzelf.
Maar het kwam niet. Niet zonder er zwaar over na te denken.

Nu heb ik een eigenaardige tic.
Steeds wanneer ik gedwongen wordt om ergens over na te denken – en dan bedoel ik me echt ergens in onderdompelen, de donkere krochten van mijn fantasie doorzoekend en balancerend langs de afgrond van mijn geheugen – heb ik de gewoonte om aan mijn wenkbrauwen te plukken.
Voorzichtig eerst nog, laat ik de korte haartjes tussen de toppen van mijn duim en wijsvinger glijden totdat ik die ene, lange en dikkere haar tegenkom.
En die moet er uit!
In gedachten verzonken pluk ik dan aan mijn toch al niet te weelderige wenkbrauw om na enige tijd vast te moeten stellen dat ik telkens misgreep en die alles verstorende haar er nog steeds onaangeroerd uitsteekt.
Het verhaal teruglezend, zoekend naar een mogelijke ingang voor een ontknoping pluk ik dan ijverig verder, overigens zonder dat ik me daar op dat moment van bewust ben.
Wanneer ik het dan rond de klok van een uur of twee, drie opgeef en tandenpoetsend voor de spiegel sta constateer ik dat ongeveer een kwart van de betreffende wenkbrauw geen wenkbrauw meer is, maar een gapend stuk ontboste huid tussen de korte, resterende haartjes.

Tja, wanneer je het over het vlotten van ‘Moordwijf’ hebt dan zou je kunnen stellen dat mijn gezicht boekdelen spreekt.

woensdag 23 april 2014

Hulp uit het verleden

Schreef ik de vorige keer nog dat ik op het punt had gestaan om op te geven, nu loop ik over van ideeën. Het writersblock lijkt met de kou van de late winter te zijn verdwenen en met de warmte van het voorjaar kwam ook de hoop terug.

Eén van de tips die ik van Alicia kreeg was om je eigen omgeving te gebruiken wanneer je iets – een kamer, een dorp of stad – wilt beschrijven. Dit ligt zo voor de hand dat je er zelf niet op komt.
Voor één van de hoofdstukken in het begin van het verhaal ben ik dan ook terug gegaan in mijn herinneringen. Heel ver terug; tot aan de zesde klas van de lagere school.

Het is het moment dat het hoofdpersonage, Linda, voor het eerst naar een nieuwe, een andere school gaat. Aan de hand van haar oma wandelt ze als meisje van zes door het dorp naar de school, het plein over richting ingang.

Overigens; reageren mag hoor. Graag zelfs!

‘De school - een oud, vooroorlogs gebouw met hoge plafonds en een muffe geur - stond op loopafstand van het huis van mijn grootouders.
In de gevel was boven de zware, massief houten deuren een groot, lichtgrijs tablet ingemetseld. ‘School met den Bijbel’ stond er met deftige letters in gehakt. Ik vond dit erg indrukwekkend door met name het oude woord ‘den’.
Met een harde klap viel de zware deur achter ons dicht, een echo over onze hoofden uitrollend door de lange gang met de hoge muren.
Onze voetstappen klonken hol op de betegelde vloer totdat we stiel hielden voor een houten deur. Aan de andere kant ervan bevonden zich het lokaal en mijn nieuwe klas.
Voor in de ruimte bevond zich iets wat aan een podiumpje deed denken. De lerares zat op deze verhoging achter haar bureau, zodat ze goed overzicht had over de in de rijen van twee opgestelde tafels waar de leerlingen aan zaten en zich bogen over hun werk.
Er stonden opgezette dieren op metalen kasten: een eekhoorn en een muskusrat en aan de wanden hingen afbeeldingen van oude zeeslagen.
Het meest fascinerend vond ik de lange rij aaneengesloten en metershoge ramen die uitzicht verschaften op een aangrenzend weiland. Het door hoge populieren omzoomde stuk gras werd begraasd door koeien. Van zo dichtbij had ik ze nog nooit eerder gezien.

Ik weet nog dat ik op mijn eerste schooldag voor de klas moest komen staan en dat de juffrouw mij introduceerde. Ze vertelde de klas dat ik Linda heette en dat ik bij mijn opa en oma was komen wonen omdat mijn ouders dood waren.
Ik kromp ineen bij het woord ‘dood’ en voelde me ongemakkelijk en verdrietig worden.’





zondag 16 maart 2014

Ook dát is schrijven

Iets meer dan twee weken lang schreef ik helemaal niet aan ‘moordwijf’. Ja, flarden die soms opdoken en waarvan ik dacht dat ik ze misschien kon gebruiken legde ik vast in mijn notitieboekje. Wetend dat wanneer ik dat niet doe, ik zelfs de beste ingevingen vergeet.

Het begon met het plotselinge inzicht dat de namen van de personages niet meer klopten.
“Waarom niet?” vroeg iemand mij en ik kon het niet uitleggen. Het wás gewoon zo zonder dat er een duidelijk aanwijsbare reden voor was.
Ik zocht nieuwe namen en was kostbare tijd bezig om ze doorheen het hele manuscript te wijzigen.
En terwijl ik dit deed twijfelde ik aan het hele verhaal tot dan toe. Daarom besloot ik om het uit te printen en het in een gemakkelijke stoel te lezen vanaf het papier zoals straks een eventuele lezer ook gaat doen.

Te veel details, vond ik. Geen goed ritme. Af en toe een mooie zin, maar niets verheffends.
Is het onderwerp origineel genoeg? Is er niet al heel veel over geschreven, maar dan veel beter dan dat ik het doe? Waar ben ik aan begonnen? Waar ben ik mee bezig?
En ik deelde de ongenadige twijfel die zonder mededogen toesloeg met de mededeling dat ik op het punt had gestaan om alles te deleten.

Dat ik dat uiteindelijk niet deed zou de suggestie kunnen wekken dat het een loos dreigement was. Een schreeuw om aandacht en een hunkering naar bevestiging. Maar het was meer dan dat.
Het was een werkelijke gedachte die bezit van me nam maar waarvan de uitvoer wellicht door mijn eigen lafheid uiteindelijk niet werd gerealiseerd.

Inmiddels heb ik geleerd dat dit hoort bij het proces dat schrijven heet. Er is namelijk heel veel over geschreven.
Door schrijvers die, wellicht, ook deze vermalende twijfel hebben ervaren. Misschien door betere schrijvers die deze twijfel in het geheel vreemd zijn en hun superioriteit willen doen gelden door er over te schrijven.

Ik schrapte zinnen en voegde nieuwe toe. Ik herzag de tijdlijn, veranderde nog eens een naam.
Her en der een volledige alinea deed plots een passage van ritme voorzien. En als uit het niets vloeide dat ene hoofdstuk uit mijn pen.

Ook dat is schrijven. Twijfelen aan jezelf. De angst om iets de wereld in te sturen, bang om uitgelachen en beschimpt te worden. Uiteindelijk het geloof terug vinden. Het geloof in jezelf door net die ene zin of bijzondere passage te verzinnen.
Het uitgesproken vertrouwen van degenen die me kennen. Of van mensen die me minder goed kennen, maar weten wat en hoe ik schrijf.

Schrijven is een eenzame bezigheid, maar zonder de steun van liefhebbenden en lezers waarschijnlijk een onuitvoerbare klus.

dinsdag 25 februari 2014

Een kort fragment

"Waar gaat het verhaal van 'Moordwijf' over?" werd mij menigmaal gevraagd. In alle eerlijk moest ik dan antwoorden dat ik dat nog niet helemaal precies wist. Ooit ben ik gaan schrijven aan een verhaal over een jonge vrouw. Ze werd slachtoffer van huiselijk geweld. Het was een kort verhaal in een aantal delen voor publicatie op het internet.
Ditzelfde verhaal in een boek vangen; dat was wel even iets anders. Mijn hoofdpersonage moest nu een geschiedenis krijgen, en een karakter. Dat karakter moet zich gaan ontwikkelen tot ... tja, tot wat?

Inmiddels denk ik dat haar geschiedenis redelijk vorm heeft gekregen. Onderstaand een kort fragment uit het eerste hoofdstuk: lees en oordeel. Reacties zijn toegestaan!


De herinneringen die ik aan mijn ouders heb en koester, zijn gevormd aan de hand van foto’s die me vertellen hoe ze eruit zagen. Door de geur van pap’s aftershave die achterbleef in ons huis als hij ’s morgens weg ging voor zijn werk. De glimlach van mijn moeder, wanneer hij laat in de middag weer thuis kwam.
Het grote huis met de vele kamers waar ik op zondagen dat het weer slecht humeurde verstoppertje speelde met mijn vader. Maar als het weer straalde gingen we naar buiten. Wandelen, in het bos of aan het strand.
De broodjes die mijn moeder in de oven bakte en waarvan de geur zich door het hele huis verspreidde. Of ze deze helemaal zelf maakte of dat het afbakbroodjes waren kan ik me niet herinneren. Dat was voor een kind ook niet van belang.
Wanneer ik ’s avonds naar bed ging werd er een verhaaltje voor gelezen of een liedje gezongen. Als ik jarig was dan beide.
Het heeft me altijd bevreemd hoe goed je een geur weet te onthouden, maar dat je de manier van hun praten en het geluid van hun lachen, door de tijd heen lijkt te vergeten.

Mijn ouders; ze moeten tot aan het eind van elkaar gehouden hebben. Ik kan het me domweg niet anders voorstellen. Als ze al eens ruzie hadden dan is dat in ieder geval nooit in mijn bijzijn geweest.
Op de één of andere vreemde manier heb ik daar altijd troost, maar ook kracht uit geput; uit het feit dat ze mochten proeven aan wat echte liefde is.

zondag 9 februari 2014

Inspiratie

Even dacht ik dat het me zou helpen. Dat het me goed zou doen om niet teveel te lezen. Dat het beter was om eventjes over niets anders te schrijven. Me te focussen op slechts één iets.
‘Moordwijf’ -de voorlopige titel- had zich inmiddels diep in mijn brein genesteld en ik wilde me door niets en niemand laten afleiden, mijn aandacht niet verdelen.
Hoe veel meer kun je er naast zitten?

Ik stortte mij in het verhaal. Haar verhaal.
Ze nam me bij de hand en liet me zien hoe haar jeugd was geweest. Haar hoogte- en dieptepunten openbaarde ze voor me zonder schroom en langzaam kreeg het verhaal vorm.
Rond haar achtentwintigste levensjaar ongeveer liet ze me zonder enige vorm van waarschuwing plotseling los. Ze glipte weg en keek nog één keer achterom.
“Doe het nu zelf maar,” zei ze terwijl ze langzaam uit het zicht verdween.
“Hoe?” vroeg ik, en ik riep haar na: “Hoe?!”, maar ze was al weg.

Ik keek naar haar uit tijdens lange wandelingen in het bos en op het strand. Ik zocht haar in de stilte, maar ook in het geraas van mijn gedachten. Ze was er niet wanneer ik droomde noch wanneer ik waakte. Ze was simpelweg verdwenen alsof ze er nooit was geweest.

Er kwam ergens een leuke opdracht voorbij; ‘Dialogen schrijven’.
Leuk, dacht ik. Gave oefening, en ik nam me voor er mijn best op te doen. Maar de dagen van de week werden gevuld met mijn zoektocht naar die ene vrouw -Moordwijf- en de opdracht liet ik links liggen.
De oproep om een column te schrijven voor een wekelijkse online krant op en schrijverssite  kwam onder mijn aandacht doordat ik in een ‘persoonlijk bericht’ hiervoor werd benaderd.
Dat heb ik lang niet gedaan, een column schrijven. Doen!, dacht ik en omdat zij toch in geen velden of wegen te bekennen was stortte ik me op een column. Daardoor werd ik bijna gedwongen meer te lezen. En na te denken over andere zaken. Wereldse issues en alledaagse dingen.

Al lezend en typend over allerlei zaken zag ik haar weer verschijnen. Vaag eerst, als een schim in de ochtendnevel, maar al ras raakte ik opnieuw geïnspireerd. Woorden vormden weer zinnen. Alinea’s borduurden voort op de al aanwezige verhaallijn.

Lezen werkt inspirerend zegt men, maar ik deed mijn eigen ding. Schrijven brengt je op ideeën zeggen ze, maar ik luister slecht. Ik ben eigenwijs, hoorde ik iemand beweren.

Wanhoop

Voorzichtig heeft ze zich een plekje verworven in mijn leven. Steeds meer kreeg ze vorm, werden me de contouren van haar lichaam duidelijk. De lijnen van haar gezicht, haar haarkleur. Haar kledingstijl die tijdens haar werk zo strikt zakelijk is, maar in haar vrije uren lekker nonchalant. Verzorgd, maar nonchalant.
Ik probeer me het geluid van haar stem voor te stellen of hoe ze lacht. Van welke muziek ze houdt en wat ze graag eet.
Zelden heeft een vrouw me zo bezig gehouden als zij. Ze zit in mijn hoofd en ik krijg haar daar niet uit. Soms drijft ze me tot waanzin, weet ik niet wat ik met haar moet. Op andere momenten vertedert ze me of wekt ze mijn medelijden.

Inmiddels weet ik iets meer over haar kinderjaren. Over hoe ze is opgegroeid, waar en met wie. Ze vertelde me over haar trauma’s en haar verdriet. Over de lichtpuntjes in haar nog jonge leven. Ze liet me zien waardoor ze gevormd werd en wat het zaad van haar ambities was.

Ze bestaat inmiddels uit iets meer dan 21.000 woorden en de eerste hoofdstukken zijn zo goed als klaar. Even zoveel hoofdstukken zijn alweer geschrapt; ze is een hele hand vol.

De grove verhaallijn stond er al en dus weet ik waar ik heen wil. De weg daar naar toe is nog onduidelijk, al heeft het hoofdpersonage inmiddels duidelijk vorm gekregen.
Andere karakters ben ik nog aan het kneden totdat ze precies dat doen wat ik graag wil dat ze doen. En dat is dan ook wat het eigenlijk is: je hebt de totale controle, al voelt het soms alsof het hoofdpersonage sturend is, en niet ik. Alsof ze er met mijn verhaal en mijn ideeën vandoor gaat.

Er zijn avonden en middagen dat ik tijdloos zit te staren naar een leeg, wit scherm. De cursor knippert in de linker bovenhoek. Aanmoedigend: "Kom op!"
Dan loop ik op en neer naar de keuken. Koffie en een sigaret. Weer proberen. Staren naar de leegte. Wanhoop.
Op andere momenten gaat het bijna als vanzelf.
Soms heb je een goed idee maar niet de tijd er iets mee te doen. Er moet tenslotte ook brood verdiend worden; het nadeel van een hobbyschrijver.

“Ze had vandaag haar dag niet”, plof ik zuchtend in de fauteuil.
“Wie niet?”, vraagt Monique terwijl ze opkijkt van de film waarin ze is verdiept en het geluid van de televisie zachter zet.
“Moordwijf."
“Ach? Wat is er gebeurd dan?”, vraagt ze belangstellend.
Zittend in mijn draaistoel onder het licht van de hanglamp, lees ik haar het nieuwste hoofdstuk voor.

Moordwijf; aangenaam

“Ach, ik doe maar wat”, zei ik wanneer iemand mij een compliment gaf als ik een stukje had gepubliceerd. Dat meende ik oprecht; dat ik maar wat deed.
Schrijven in de tegenwoordige tijd of de verleden tijd? Ik-vorm gebruiken? Het was nooit een bewuste keus. Flashbacks, spanningsbogen, fictie of non-fictie; het vloog soms alle kanten op. Ongestructureerd meestal, maar zo af en toe pakte het goed uit.
En toen maakte ik kennis met Alicia, schreef me in voor de cursus ‘beginners’ en direct ook maar voor de ‘gevorderden’ en kreeg steeds meer plezier in het schrijven.
Mijn wens, het schrijven van een boek, kwam voor mijn gevoel dichterbij en ook hiervoor bood Alicia een cursus aan: de ‘Masterclass’. Terwijl ik net begonnen was met het gevorderden-gedeelte schreef ik me hier ook alvast voor in.
“Ga alvast maar nadenken waarover je je boek wilt gaan schrijven,” raadde Alicia me aan. Dat was nog een hele opgave.

Op een site waar ik regelmatig iets publiceer liet ik, zonder dat mijn lezers daar het wisten,  verschillende proefballonnetjes op en ik peilde de reacties. Moest het gaan over de liefde, moest het autobiografisch worden? Fictie of juist niet?
En toen bedacht ik ‘Moordwijf’.

Met het pseudoniem ‘Moordwijf” maakte ik een nieuwe account aan. en begon te publiceren. Een hele grote lezersschare heb ik er niet mee bereikt, maar dat wijt ik aan mijn eigen inspanningen of beter: het gebrek daaraan.
Degenen die wel mee lazen en reageerden deden me inzien dat een dergelijk verhaal in trek is. Herkenbaar voor sommige. Onvoorstelbaar voor een ander. Ik ontving medeleven en goede raad. In persoonlijke berichtjes boden lezers zelfs hun hulp aan. Een luisterend oor.
Ik leerde dat het onderwerp actueel is, leeft en zich leent voor een boek.

Nu ga ik nog niet verklappen waar het boek over gaat. Wel zal ik van tijd tot tijd iets schrijven over het schrijfproces. Alinea’s uit het verhaal plaatsen zodat stukje bij beetje duidelijk wordt waar het verhaal over gaat.
Ik zal mijn worstelingen -die er ongetwijfeld gaan zijn- beschrijven. En mijn inspiratiebronnen. Mijn zoektocht naar en cover. De up's en down's.

En zo ben ik er inmiddels aan begonnen: ‘Moordwijf’ is verwekt, maar de uitgerekende datum is nog niet bekend.